Skip to main content

Eenvoudige uitleg spelregels

Deze informatie is voornamelijk gericht op ouders van nieuwe leden.

Het onderscheid tussen een overtreding en een fout:

Een overtreding tegen de regels omvat acties zoals lopen, een tweede dribbel maken, of buiten het veld staan. Hoewel de scheidsrechter fluit, worden deze overtredingen niet geregistreerd.

Een fout is wanneer een speler (ongeoorloofd) een tegenstander aanraakt (vergelijkbaar met een gele kaart in voetbal). Dit wordt bestraft en genoteerd op het wedstrijdformulier. Elke speler mag maximaal 5 fouten maken.

Persoonlijke fout:

Als je een tegenstander hindert, wordt dit beschouwd als een fout. Na 5 fouten mag je niet langer aan de wedstrijd deelnemen.

Je mag de bal ontnemen, zolang je de tegenstander niet aanraakt. Aanraking wordt bestraft met een persoonlijke fout (P). Enige mate van contact is toegestaan, maar duwen, slaan en/of aan de armen hangen is verboden. Bij een doelende speler leidt dit tot vrije worpen, anders wordt de bal aan de zijkant ingebracht.

Speler uit en/of bal uit:

De bal is uit als deze een speler raakt die op of over de lijn staat/stapt, in tegenstelling tot voetbal.

Dribbelen:

Je mag één keer ononderbroken dribbelen (stuiteren en lopen met de bal tegelijk). Na het dribbelen moet je de bal naar een teamgenoot passen of schieten, dit moet binnen 5 seconden gebeuren. Dit wordt “second dribble” genoemd. Tijdens het dribbelen mag je hand niet onder de bal komen, alleen erboven. Dit wordt “dragen van de bal” genoemd.

Lopen:

Vanuit stilstand mag een speler één stap zetten met de bal in de hand. Eén voet (dezelfde) moet aan de grond blijven, dit heet pivoteren. Bij een dribbel mag je twee stappen zetten om te schieten, dit wordt een lay-up genoemd.

Sprongbal / Beurtelings balbezit:

Scheidsrechters fluiten voor ‘balvast’ wanneer twee of meer spelers van verschillende teams de bal vasthouden, met één of meer handen stevig op de bal. Dit leidt tot een sprongbalsituatie als de scheidsrechter fluit voor ‘balvast’. Aangezien er slechts één sprongbal wordt gegeven aan het begin van de wedstrijd, wordt in andere gevallen de ‘beurtelings balbezit’-regel toegepast. Dit wordt meestal aangegeven met een rode pijl op het scorebord.

Verschillende secondenregels:

  • 3 seconden: Je mag maximaal 3 seconden in de bucket staan.
  • 5 seconden: De bal moet binnen 5 seconden worden doorgegeven.
  • 8 seconden: De bal moet binnen 8 seconden over de middenlijn zijn.
  • 24 seconden: Elke aanval moet binnen 24 seconden eindigen met een doelpoging.

Terugspelen op eigen helft:

Zodra de bal de aanvalshelft bereikt, mag deze niet meer teruggespeeld worden naar de verdedigingshelft. In het Engels staat dit bekend als “backcourt violation”.

Afwijkende regels voor U8, U10 en U12:

  • Lagere ringhoogte (2m60)
  • Kleinere bal (maat 5)
  • Wedstrijdduur van 8 x 4 minuten (geen wissels)
  • Wisselen volgens het slangenmodel (om gelijke speeltijd te garanderen)
  • Verplicht man-to-man spelen
  • Geen 24-secondenregel (maar wel 3, 5 en 8 seconden)
  • Geen time-outs toegestaan
  • 4 teamfouten
  • Educatieve benadering van het spel (flexibele omgang met de regels)
  • Minimaal 6 en maximaal 12 spelers